A.2 Vrouwelijke ondernemers financieren vaker uit privé vermogen
Vrouwelijke ondernemers die geen externe financiering zoeken, laten dit vaker na omdat ze geen groei verwachten of omdat ze onafhankelijk willen zijn van externe financiers. Mannelijke ondernemers geven daarentegen vaker aan dat ze ervoor kiezen om uit intern eigen vermogen of bestaand extern vermogen te financieren. Wanneer ondernemers gebruik maken van intern eigen vermogen bestond dit bij mannen vaker uit ingehouden winsten of reserves en bij vrouwen vaker uit hun privévermogen.
Figuur A.2.1 laat zien dat vrouwen er vaker voor kiezen om zich te informeren over de mogelijkheden voor externe financiering via de financieel adviseur, want die relatieve kansverhouding18) is groter dan 1. Zij kiezen minder vaak voor de bank of een andere financier, want die relatieve kansverhouding is kleiner dan 1. Alle waargenomen verschillen in oriëntatievorm en overwogen financieringsvorm zijn statistisch significant19). Mannen en vrouwen verschillen niet in de mate waarin ze de accountant of bekenden inschakelen bij het verkennen van de mogelijkheden voor externe financiering en ook niet in de mate waarin zij zelf online op zoek gaan. Vrouwelijke en mannelijke ondernemers verschillen daarnaast in het type financieringsvorm dat ze overwegen in de oriëntatiefase. Zo oriënteren vrouwen zich vaker op de financieringsvormen rekeningcourant en informele investeerders. Mannelijke ondernemers overwegen vaker leasing als externe financieringsvorm.
Omdat er nu gegevens van vier jaren worden gebruikt, kan voor het eerst iets gezegd worden over het verschil tussen mannen en vrouwen waar het gaat om de daadwerkelijke financieringsaanvraag. In lijn met de oriëntatiefase is er geen significant verschil tussen mannen en vrouwen in de mate waarin zij een banklening aanvragen. Aan vrouwelijke ondernemers wordt significant minder vaak om onderpand gevraagd dan aan mannelijke ondernemers. Tot slot betalen vrouwen een mediane vaste rente van 3,2 procent voor hun financiering. Mannen betalen iets meer: 3,4 procent. Deze mediaan is niet gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken. Dit verschil is statistisch significant wanneer we door middel van een regressieanalyse wel corrigeren voor achtergrondkenmerken (leeftijd en herkomst van de ondernemer, bedrijfstak en grootte van het bedrijf).
16) Zelfstandigen zonder personeel zijn vaker vrouwen dan zelfstandigen met personeel: van de zzp’ers is 39 procent vrouw en van de zmp’ers is dit 25 procent (2021 tweede kwartaal). Zie StatLine: arbeidsdeelname, kerncijfers.
17) Bij vrouwelijke ondernemers met een externe financieringsbehoefte leidt de combinatie oriëntatie, aanvraag en (deels) succesvol tot 0,81 * 0,61 * 0,82 = 41 procent. Bij mannen is dit 0,84 * 0,63 * 0,84 = 44 procent.
18) De kansverhouding wil zeggen: de kans op een gebeurtenis in verhouding tot de kans dat die gebeurtenis niet plaatsvindt. In dit geval: de kans dat vrouwen zich informeren via de financieel adviseur ten opzichte van de kans dat vrouwen deze oriëntatievorm niet gebruiken. Een relatieve kansverhouding is de kansverhouding van een bepaalde groep (vrouwen) gedeeld door de betreffende kansverhouding van de referentiegroep (mannen). In dit geval: een kansverhouding om zich te oriënteren via een financieel adviseur is voor vrouwelijke ondernemers 1,2 maal groter dan de kansverhouding voor mannelijke ondernemers.
19) Bij vrijwel alle significante resultaten is de overschrijdingskans, de kans dat dergelijke resultaten gevonden worden terwijl er in werkelijkheid geen verschil is tussen vrouwelijk en mannelijk ondernemerschap, gelijk aan 0,000.